Zodra de klassiekers eraan komen, gaan bij velen de gedachten bij terug naar Fabian Cancellara. Zeven monumenten beslechtte ‘De Beer van Bern’ in zijn voordeel. FuturumMag. zocht hem in Zwitserland op.
“De ronde is fascinerend, veelzijdig en speciaal”
Welke koers heb je liever: de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix?
“De Ronde. Die is fascinerend, veelzijdig en speciaal. Je hebt kasseiheuvels, vlakke kasseistroken, overgangswegen, smalle paadjes, stukken waar het veel draaien en keren is. Buiten dat voel je gewoon de druk van het land en de mensen die een geweldige koers willen zien. De manier waarop Vlamingen deze koers adoreren, is ongekend. Het is een unieke wedstrijd waarvoor je veel kwaliteiten nodig hebt om succes te kunnen hebben. De Ronde is niet materiaal-georiënteerd zoals in Roubaix, maar bijzonder op zijn eigen manier.”
Je won beide koersen driemaal. Heb je kansen laten liggen om ze vaker te winnen?
“Als ik nu terugkijk zeg ik ja. Maar het is te laat…”
Neem je het jezelf kwalijk?
“Nee, zeker niet. Anderen waren gewoon beter. Misschien had ik een paar dingen anders moeten doen. In 2008 streed ik met Ballan en Boonen om de zege in Parijs-Roubaix. In de sprint was Boonen te sterk. Ik had het wellicht niet zover moeten laten komen. En in de Ronde van 2016: misschien had ik moeten meespringen toen Sagan en Kwiatkowski gingen. Achteraf is het heel gemakkelijk praten. Je hebt dan met honderden experts van doen. Maar ik moet het in een split second bepalen, anders ben je te laat.”
De beste kasseivreter aller tijden in Parijs-Roubaix?
“Franco Ballerini! Hij is de meest elegante kasseivreter die ik ooit heb gezien. Zijn houding in ‘de Hel’ is voor mij het toppunt van perfectie. Als ik Ballerini op de kasseien aan het werk zag, was het alsof ik keek naar het mooiste ballet ooit, het Zwanenmeer. Hij was voor mij een maestro per la classe. Ook al won hij Parijs-Roubaix maar één keer.”
Heb je die bewondering ooit naar hem toe geuit?
“Ik heb het altijd goed met hem kunnen vinden. In 2004 werd ik vierde in Parijs-Roubaix, mijn tweede deelname. Ik was ontzettend teleurgesteld. Na de finish trof ik Franco. Hij zei: ‘Vandaag heb je geleerd hoe Parijs-Roubaix te verliezen. Je gaat nog verschillende keren winnen, onthoud mijn woorden.’ Het was goed dat ik die dag die kans verspeelde. Als ik zo jong Parijs-Roubaix had gewonnen, dan was ik al te vroeg aan de top gekomen.”
Vaak leer je meer van een nederlaag dan van een overwinning…
“Inderdaad, een nederlaag maakt je sterker. Als je er ook iets mee doet.”
Heb je Ballerini ooit nog aan dat gesprek herinnerd?
“Jazeker. Jammer genoeg is hij jong overleden, heel droevig. Ik denk nog geregeld aan hem terug. Zoals hij was als mens, zo heb ik er weinig gezien. Zijn karma, zijn aura… Maar hij was niet mijn idool. Ik had een zwak voor meerdere renners. Voor Johan Museeuw, bijvoorbeeld. Hij was meer een beest. Van binnen school er wel iets van een leeuw in hem, de koning van het dierenrijk. Johan, ‘de Leeuw van Vlaanderen’, was heel vaak koning in een klassieker.”
“SAGAN IS EEN VREEMDE VOGEL, HIJ DOET WAT HIJ WIL”
Hoe perfectionistisch ben je?
“Heel erg. Altijd geweest en gebleven. Noem me maar gerust een detailjunkie.”
Welke overwinning komt het dichtst in de buurt van perfectie?
“De Olympische Spelen in Rio de Janeiro en in Peking, de Ronde van Vlaanderen in 2013, Milaan – San Remo in 2008. Eigenlijk alle geweldige zeges, een lange lijst. De Ronde van Zwitserland mag er zeker ook bij. Die eindigde perfect.”
Elke overwinning heeft dus wel iets van perfectie in zich?
“Mijn carrière is als dit (hij wijst naar een boekenkast en trekt er een aantal boeken uit, red.). Dit is Vlaanderen 2013, dit is de E3 Harelbeke, dit zijn de Olympische Spelen 2008, dit zijn de wereldkampioenschappen in Salzburg, Stuttgart, Mendrisio en Geelong. Ik kan uren praten over al deze afzonderlijke overwinningen. Elke koers heeft een ander verhaal. Zelfs de proloogwinst in de Vuelta in Assen is een boek. Ik deed maar een warming-up van vijftien tot twintig minuten. En ik versloeg ze allemaal. Ik had de Tour gedaan en keek uit naar het wereldkampioenschap. Daartussendoor kwam de Vuelta. Wat deed ik er precies? Ik had wat minder motivatie en zelfs toen kon ik winnen.”
Is het gemakkelijk om samen te werken en te leven met Fabian Cancellara?
“Moeilijk, ik ben zoals ik ben… Ook nu is het moeilijk voor de mensen om mij heen, denk ik. Omdat dit leven voor mij allemaal zo nieuw is. Ik begrijp het zelf amper, laat staan dat anderen mij kunnen begrijpen. Tegelijkertijd ben ik die detailjunkie gebleven. Ik wil alles heel precies weten.”
Was er thuis altijd begrip voor jou?
“Nou… Ik weet nog dat ik aan het begin van m’n carrière plotseling naar Japan moest. M’n vrouw en ik waren een stuk jonger en de wielerwereld was nieuw voor ons. Ik was wat ziek en werd gedwongen om te gaan, wat zij niet leuk vond. Ze verknipte toen de meeste van m’n shirts. En beantwoordde de telefoon niet toen ik weg was. Het zijn deze verhalen die je doen lachen als je terugkijkt. Mijn vrouw was niet van het type dat thuis op me bleef wachten. Zij had ook een stem.”
Hoe heb je het goedgemaakt met je vrouw en kinderen?
“Ik ben nu in het weekend thuis en ook ’s avonds ben ik er veel meer. Dat is al heel wat. Ze weten niet beter dan dat ik heel veel van huis ben, soms zelfs weken. Het weekend is nu quality time. Geen e-mail, een kort fietsritje, samen met de kinderen zijn, naar de supermarkt gaan, normale dingen doen, geen druk van werk, samen het huis opruimen.”
Zou je het leuk vinden als je dochters ook gaan fietsen?
“Ze moeten hun eigen passie vinden en ontdekken wat hen motiveert. Dat vind ik belangrijk. Wat het wordt, maakt me niet uit. Ik wil ze er wel bij helpen. We pushen ze niet. School vinden we wel belangrijk, want van niets komt niets. Eerlijk gezegd denk ik niet dat ze voor het fietsen zullen kiezen. M’n oudste in ieder geval niet, misschien m’n jongste. Zij heeft het in ieder geval in zich, ze is heel energiek. We fietsen weleens samen, gewoon rond de stad of in het bos. Dan geniet ze er volop van.”
Met wie zou je nog weleens een biertje willen drinken?
“Poe… Weet je wie op mij een goede indruk maakt? De koning van Nederland, Willem-Alexander. En z’n vrouw, hoe heet ze ook alweer, Máxima? Ik ben benieuwd naar hun leven. Hoe zien hun dagen eruit, wat doen ze? Ik vind het altijd bijzonder om te zien hoe koningsgezind Nederlanders zijn. De koning staat dicht op het volk, dat zie je niet overal. Bovendien zijn de koning en koningin sportminded. Een goed gesprek over wielrennen, waarom niet?”
De leukste Nederlandse wielrenner?
“Een aantal, maar Bobbie Traksel is er zeker een van. Ik heb regelmatig met hem samen gereden en heb een aantal keren flink om hem moeten lachen.”
Hij is nu commentator. Wie is jouw favoriete verslaggever uit Nederland en Vlaanderen?
“Och, ik kon met iedereen opschieten. Ik heb geprobeerd journalisten altijd op een goede manier te behandelen. Natuurlijk ben je weleens minder spraakzaam als je net over de streep komt, maar ik had altijd een antwoord. En ik vreesde geen enkele vraag. Maar een favoriet… Als ik er eentje moet noemen: de vaste speaker bij de criteriums in Nederland (Cees Maas, red.). De manier waarop hij m’n naam uitsprak, geweldig! Een journalist met wie ik goed contact heb, is Alessandra De Stefano. We spreken elkaar nog steeds, over wielrennen en over alledaagse dingen.”
Alberto Contador gaat commentaar geven. Een job voor jou?
“Ik zou het kunnen, denk ik. Ik spreek veel talen. Maar dan ben ik weer veel op pad. Je moet er zoveel tijd in stoppen. Laatst sprak ik erover met Juan Antonio Flecha. Hij liet me zien wat hij doet voor Eurosport en wat erbij komt kijken. Als je het doet, moet je het goed doen. Je volgt alle wedstrijden. Je hangt dan weer echt in dat wielermilieu.”
Je bent in Vlaanderen populairder dan in Zwitserland. Hoe verklaar je dat?
“Mensen in Zwitserland accepteren wie je bent en wat je doet. Maar ze hemelen je niet op. Of je nou schoolleraar, taxichauffeur, elektricien of televisiepersoonlijkheid bent, iedereen is gelijk. In Vlaanderen is dat anders. Voor veel Vlamingen ben ik een held vanwege m’n prestaties in het wielrennen. En dat wordt nog wat sterker als ik hen ontmoet. Dan zien ze dat ik geen hero ben, maar een gewone Zwitser die altijd zijn dromen en passies heeft gevolgd.”
“IK HEB ALTIJD HETZELFDE GEKOERST:
OP EEN EERLIJKE MANIER”
Wat betekent het voor jou als Vlamingen je een Flandrien noemen?
“Dat is natuurlijk een mooi compliment. Voor Vlamingen heeft het begrip Flandrien een diepe betekenis. Het is bijzonder als zij je als een van hen beschouwen en je waarderen. Niet alleen om de manier waarop je altijd hebt gekoerst, maar ook om hoe je als mens bent.”
Wat is voor jou het toppunt van ijdelheid?
“Je hebt van die freaks die de grens van bruin en wit op de armen en benen zo groot mogelijk willen hebben. Zulke ‘tattoos’ hoeven van mij echt niet. Laat het allemaal maar mooi bruin zijn. De koffer die ik mee naar koersen nam was altijd de zwaarste. Niet zo vreemd, want ik had twee dikke toilettassen vol spullen bij me: crème tegen de zon, smeersels voor de huid, scheerspullen, een trimmer, aftershave, haarlotion, shampoo, conditioner, douchegel, een schaartje. Een beetje zoals een vrouw. En ik gebruikte het allemaal.”
Peter Sagan koerste ooit met behaarde benen. Zou jij dat ook kunnen?
“Sagan is een vreemde vogel, hij doet wat hij wil. Hij maakt een wheelie als hij daar zin in heeft. Als hij een tattoo van zichzelf wil, laat hij die zetten. Vandaag heeft hij z’n haar als Jezus, morgen is hij netjes geknipt. En zo gaat het ook met die benen van hem. Het wordt breed uitgemeten, die ongeschoren benen. Dat doet hij slim. Maar ik zou het niet kunnen, bij mij moet alles goed verzorgd zijn.”
“WAAROM ZOU IK MEEGAAN IN DE STROOM VAN LEUGENS EN GERUCHTEN?”
Wat als collega’s er een rommeltje van maakten?
“Ik wilde altijd zachte handdoeken, kon boos worden als men vergeten was de wasverzachter te gebruiken. We zitten zes uur op de fiets, rijden onze kloten eraf, nemen na afloop een douche en moeten ons dan afdrogen met ‘schuurpapier’… Kom op! Ik maakte er opmerkingen over, wat goed was voor alle renners. Iedereen houdt toch van een zachte handdoek? Ook als de bus niet schoon was, zei ik er iets van. Sommigen binnen het team noemden me een diva. Niet zozeer om mijn status, maar omdat ik veeleisend was. Ik vroeg veel, ja, maar ik gaf ook veel terug. Het had met m’n ambities te maken. Als het goed was geregeld, was iedereen bereid om net wat beter z’n best te doen en bereikten we succes. Een overwinning deelde ik altijd met anderen.”
Marcel Kittel gaf ooit Rolex-horloges cadeau na succes. En jij?
“Zwitserland is het land van de horloges, nietwaar? Je moet anderen deelgenoot van je succes maken. Dan zijn ze bereid om de volgende keer weer extra hard te werken. Je draagt een verantwoordelijkheid met je mee. Als jij een luie indruk maakt, moet je eens zien wat er gebeurt. Ik wilde daarom altijd op-en-top voor de dag komen. Als een leider. Ik denk dat ik ervoor geboren was.”
De mooiste shirts die je hebt gedragen?
“Die bij Fassa Bortolo en Leopard-Trek. Cleane, strakke shirts hebben altijd mijn voorkeur gehad.”
Je hebt 29 dagen de gele trui gedragen. Waarom trok je nooit een gele broek onder het gele shirt aan?
“Wil je het echt weten? M’n achterwerk zou er niet uit zien. Veel te dik. Alles mocht geel zijn: de bril, het zadel, de fiets, het shirt. Maar niet de broek. Ik droeg altijd donkere bibshorts.”
De mooiste etalageruit van Bern?
“Haha! In Bern hebben we niet zoveel mooie, grote etalages. Je moet de randen van de stad opzoeken, waar de grotere fabrieken staan. In de stad zelf is het wat lastig. Je kunt niet telkens opzij kijken. Als er iemand voor je plotseling remt of afslaat, heb je een probleem. Maar natuurlijk kijk ik, de spiegeling van de etalageruit trekt elke wielrenner aan. Je draait je hoofd opzij, want je wilt zien hoe je fietst en hoe je eruitziet. Wielrenners zijn ijdel. En eigenlijk hebben alle sporters dat. Een voetballer stopt fucking gel in zijn haren voordat hij het veld opstapt. Daar hoeven wij ons gelukkig geen zorgen om te maken.”
Hoeveel ben je aangekomen sinds je stop?
“Ik weeg nu 90 kilogram. Dat is 12 kilo meer dan op de Olympische Spelen in Rio. Ik ben niet vet, maar wel aangekomen. Dat is best logisch, want ik zit niet meer duizenden kilometers per jaar op het zadel. Ik ben aan m’n tweede leven begonnen.”
Wat denk je als je te afgetrainde fietsers ziet?
“Die heb je nou eenmaal. Broodmagere wielrenners zijn de klimmers, de Froomes, Mollema’s en Nibali’s van deze tijd. Ze zijn niet ondervoed, dat is niet het goede woord. Ze staan gewoon heel scherp, zeker als ze hun doelen naderen. Zo veel mogelijk watts per kilo, dát is de eeuwige strijd. Afvallen mag niet ten koste gaan van je power. Als ik te mager was, dan voelde ik me zwakker. Een klassiekerrenner hoeft ook geen lichtgewicht te zijn, dat is een spierbonk.”
Waar hou je meer van: Vlaamse frieten of Zwitserse raclette?
“Dat hangt af van mijn stemming. Raclette is echt heerlijk in wintertijd, maar je moet het niet te vaak eten. Vlaamse frieten gaan er altijd in, mits ze goed gebakken zijn in schoon vet. Ze moeten krokant zijn, niet te slap. Anders kan ik net zo goed aardappelpuree of een gekookte aardappel eten.”
Waar gaat je voorkeur naar uit: de romantische of de futuristische kant van wielrennen?
“Lastig. Eigenlijk naar allebei, want ik heb beide tijden meegemaakt. Alle jonge renners komen nu in een tijd waarin we meer kennis en technologie hebben dan ooit. Ik kwam in de nadagen van het ‘vorige wielrennen’. Die tijd had z’n charme. Het uurrecord dat ik wilde aanvallen, was op het verleden geënt. Toen de regels versoepeld werden en ook de meest innovatieve fietsen werden toegestaan, heb ik besloten de recordpoging van me af te zetten. Ik ben niet old school, maar het kan geen kwaad om het oude, het traditionele wat meer met het moderne te vermengen. Wielrennen is een volkse sport, een sport voor de gewone man. Die oorsprong moeten we niet vergeten. We moeten het niet te futuristisch willen maken.”
Als je de kans had om met een wielerlegende uit het verleden te fietsen, met wie zou je dat dan doen?
“Met ‘De Kannibaal’. Hij is dé man. Maar ook met Fausto Coppi of Gino Bartali. Dat zijn toch wel de namen uit de wielergeschiedenis die het meest voor mij betekenen.”
Als je organisator was van een klassieker als de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix, wat zou je veranderen?
“Je moet niet te veel willen veranderen. Ze hebben elk hun eigen signatuur, hun tradities. Aan Parijs-Roubaix moet je niets wijzigen, hooguit een enkele kasseistrook als de omstandigheden daarom vragen. In Vlaanderen zou ik de laatste tien kilometer aanpassen. Nu is de weg van de Paterberg naar Oudenaarde te breed, het is een soort snelweg. Ik wil een manier vinden om over smallere paadjes naar de streep te rijden, zodat ook het laatste stuk wat uitdagender wordt. Maar hoe? Misschien moeten we de Koppenberg wel in de diepe finale leggen. En van daaruit door Oudenaarde. Dat maakt het pas uitdagend!”
Kun je je voorstellen dat fans in de toekomst moeten betalen om de koers te zien?
“Een voetbalticket voor een grote wedstrijd kost je veel geld, wielrennen is een sport van en voor iedereen. Het is bij mijn weten de grootste gratis sport. Laat dat zo, want dat is onze kracht. Misschien kun je op bepaalde punten wel een betaalde zone inrichten. Gewoon om het voor organisaties wat draaglijker te maken en om de situatie uit veiligheidsoverwegingen wat beter te maken.”
Wat wordt de grootste uitdaging voor UCI-voorzitter David Lappartient?
“Ervoor zorgen dat hij niet onder vuur komt te liggen door problemen uit het verleden. Ik bedoel: hij is in het wielrennen gekomen in een moeilijke tijd. De zaak met Chris Froome kwam naar buiten en ook wordt er al tijden gesproken over renners die mogelijk met motortjes in fietsen rondrijden. Dat zijn toch geen fijne dingen? Aan de andere kant: als voorzitter van een zo grote organisatie weet je dat je lastige onderwerpen moet behandelen.”
Wat zou je willen zeggen tegen de mensen die jou van motordoping verdenken?
“Kom naar mijn huis en inspecteer m’n fietsen. Zonder gekheid, ik moet daar niet zoveel over zeggen. Waarom zou ik meegaan in de stroom van geruchten en leugens? Het punt is: als je slecht presteert, hebben mensen daar een mening over. Als je goed presteert, kom je onder een vergrootglas te liggen en hebben mensen een mening over hoe je het hebt aangepakt. Het is nooit goed. Ik heb altijd op dezelfde manier gekoerst: op een eerlijke manier. En om me heen heb ik nooit het gevoel gehad dat er werd valsgespeeld. Ik zou het wel heel erg vinden als er coureurs zijn geweest die een motortje in de fiets hebben gehad. Ik zou het ook niet snappen. Het risico om door de mand te vallen, lijkt me groot. Wat zou je doen als de batterij uit de fiets valt? Of wat als de fiets plots volledig blokkeert? Dat is waarom ik nog steeds van de romantische kant van de sport houd. Gewoon hard op die pedalen duwen en verder niet te veel poespas.”
Heb jij nog fietsdoelstellingen voor dit jaar?
“Ja, ik heb Chasing Cancellara. We hebben meerdere bestemmingen met wisselende parcoursen gekozen: heuvels, vlak, we gaan zelfs naar een F1-circuit. Ik kijk daarnaar uit. Maar ik ga er niet voor trainen. Dit is juist een platform dat fietsers samenbrengt met de mogelijkheid om jezelf uit te dagen. Het gaat er mij vooral om dat we plezier met elkaar maken. Als er mensen fysiek sterker zijn dan ik, dan is dat gewoon zo. Ik wil een koersgevoel delen.”
Fiets je met schijf- of velgremmen?
“Met beide, afhankelijk van de omstandigheden.”
Wat heb je met de fiets van je laatste Parijs-Roubaix gedaan?
“Ik heb er twee: de beschadigde fiets van de val op Mons-en-Pévèle en de fiets waarop ik ben gefinisht. Allebei staan ze ergens in een kamer, een schatkamer. Gewoon thuis, bij mijn andere oude fietsen. Ik heb er veel: de fiets van Milaan – San Remo 2008, het wereldkampioenschap in Mendrisio, de Olympische Spelen van 2004. Te veel om op te noemen. Ik gebruik ze geen van alle meer. Daarnaast heb ik veel sportbrillen, shirts, trofeeën en andere souvenirs.”
Wie hebben toegang tot de ‘schatkamer’?
“Een man of tien hebben het gezien, schat ik.”
Wanneer opent het ‘museum’?
“Dan heb ik eerst een investeerder nodig (zegt hij lachend, red.). In de komende jaren zou het leuk zijn een expositie te starten. Het liefst zou ik dit als kunst positioneren, ergens in galerij ofzo. Als je het mij vraagt, heeft de fiets alles met kunst te maken. We hebben echt van alles. M’n vader heeft zelfs een fiets opgesnord uit 2000. Hij heeft zelfs trofeeën uit m’n junioren-, beloften- en nieuwelingentijd.”
Mis je iets?
“Natuurlijk zijn we niet compleet. Er ontbreekt het een en ander uit de tijd voordat ik prof werd. Je had toen niet durven denken dat waar ik toen mee reed, op een dag heel speciaal zou worden. Wat ik echt mis is een witte tijdritfiets van Colnago. Daar kan ik bij Ernesto misschien nog eens naar informeren. Ook Specialized heeft nog een fiets die ik graag zou hebben.”