Ik fiets zo’n twee tot driemaal per week, afstanden variërend van 50 tot 100 km. Nu ben ik in de gelukkige omstandigheid dat ik vanuit mij dorp vele kanten op kan rijden. Dit kan door de polder zijn, richting Amsterdam, langs De Vecht of naar de Utrechtse Heuvelrug.Naar gelang waar ik zin in heb, waar de wind vandaan komt of aan de hand van wat buienradar voorspelt en de gewenste lengte van mijn rit maak ik mijn keuze.Het stomme is dat het rondje polder – ondanks dat ik vind dat het wat saai kan zijn en de wind bijna altijd pittig is – mijn favoriete ronde is. Deze ronde gaat via Stichtse Brug, Nijkerk, langs Zeewolde, Arkemheenpolder en Eemnesserpolder. De ronde is zowel links- als rechtsom te fietsen. Nieuwsgierig? Bekijk de route op mijn Strava account.
Ik vraag mij regelmatig af waarom ik dit relatief saaie rondje zo graag fiets. Maar het antwoord is vrij simpel. Ik weet precies hoe lang ik onderweg ben, ik kom nauwelijks verkeerslichten tegen en het is lekker rustig. En het is een rondje waarbij ik mijn hoofd echt lekker leeg kan fietsen. Zalig. Want de reden dat ik op de fiets zit, die is voor mij persoonlijk heel divers. Ik ken mensen die fietsen omdat het “moet”, voor de gezondheid. Maar naast dat ik weet dat het gezond is, vind ik het bovenal ook gewoon echt leuk en zijn er ritten waar ik echt gelukkig word. En ja, het is ook mooi om voor een leuke uitdaging te trainen, maar ik realiseer mij meer en meer, en dat zal ook wel leeftijd zijn, dat het “gewoon” fietsen, zeker met een leuke vriendengroep, ook zijn functie heeft. Los van intensiteit, lengte of welk doel in het vooruitzicht. Het geeft mij een nieuwe manier van kijken naar sport. Het is gewoon leuk en gezellig om op de fiets te stappen en daar ook goede gesprekken te kunnen voeren. Het hoeft dus ook niet altijd hard :-). Dat is fietsplezier.
Verschil maken
Eigenlijk is het wat dat betreft niet heel anders geworden voor mij als voormalig topsporter. Waar ik ooit Olympisch goud als doel had, heb ik mij vele jaren vooral gefocust op het proces hoe ik het mogelijk voor elkaar zou kunnen krijgen om die begeerde medaille te kunnen winnen. Ik keek op welke vlakken ik mijzelf kon verbeteren, hoe ik het verschil kon maken ten opzichte van de concurrentie. En vooral – kijkend naar mijzelf – hoe ik het maximale uit mijzelf kon halen en wat ik daar voor moest doen en laten om de strijd aan te kunnen gaan met de concurrentie.
Het is naar mijn idee een veel gemaakte fout in de sport en wellicht ook in de recreatieve sport. Mensen die zich focussen op het doel in plaats van op het proces. Waardoor ze vergeten wat ze echt moeten doen om het doel ook daadwerkelijk te kunnen bereiken. Neem alleen al het voorbeeld van Feyenoord enkele weken terug. Ze konden kampioen worden als ze zouden winnen. Mooi. Maar dan moet je wel eerst doen waar het om draait en dat is door te gaan voetballen te scoren. En als je dat doet, je gaat ballen, je scoort mogelijk, dan kan je dus ook kampioen worden. En niet andersom. Gelukkig voor hun lukte het een week later wel.
Winnen
Het voorbeeld heb ik in het schaatsen ook gezien. En jongen ging een 500 meter schaatsen. Het gesprek liep ongeveer als volgt:
Ik: “wanneer ben jij tevreden met jouw wedstrijd?”
Schaatser: “Als ik win”.
Ik: “Mooi! Wat als een andere schaatser beter is?
Toen moest hij even nadenken.
Ik hielp hem.
Ik: “Wat moet jij doen om te winnen?”
Schaatser: “De snelste tijd schaatsen”
Ik: “OK. Hoe kan jij de snelste tijd schaatsen”
Schaatser: “Als ik doe wat ik kan”
Ik: “Hoe kan jij doen wat jij kan, hoe kan jij dat laten zien?
Schaatser: “Dan moet ik zorgen dat ik mijn techniek onder controle houd en dat ik vooral goed start.”
Ik: “Wat nog meer?”
Schaatser: “Ik moet mij niet laten afleiden door mijn tegenstander”
Ik: “Hoe ga jij dat doen?
Schaatser: “Ik weet dat ik bij de start vaak te graag wil en daardoor foutjes maak”
Ik: Hoe zou je dat kunnen voorkomen?
Schaatser: “Dan moet ik mijn volle aandacht op de start hebben”.
Ik: “Wanneer je dit in de training doet, hoe gaat dit dan?”
Schaatser: “In de training kijk ik altijd ver weg naar de boarding, dan gaat het vaak wel goed”.
Ik: “Kan dat ook in de wedstrijd?
Schaatser: “Ja”.
Ik: “Dus? En wat nog meer?”
Schaatser: “Als het startschot heeft geklonken moet ik direct goed achterop zitten”.
Ik: “Verder?”
Schaatser: “Bij de bochtingang moet ik goed mijn heup erin duwen”.
En zo heb ik samen met deze rijder zijn hele rit doorgenomen, waardoor hij zelf zicht kreeg op wat hem te doen stond tijdens deze 500 meter. Toen realiseerde hij zich, dat wanneer hij zich aan deze kleine “taakjes” hield, hij het beste in zichzelf naar boven haalde, daardoor het maximale uit zichzelf kon halen en dan zijn beste tijd zou schaatsen. En ja, dan zou zijn tijd misschien wel de snelste kunnen zijn en dan zou hij kunnen winnen. En dat focussen op winst hem juist afleidde op wat hij echt moest doen. Schaatsen.
Procesgericht
Het is het verschil tussen resultaatgericht bezig zijn of procesgericht actief zijn. Het laatste geeft meestal veel betere resultaten omdat je jouw aandacht richt op de zaken die er uiteindelijk voor zorgen dat je jouw doel kan gaan halen. In dit voorbeeld het willen winnen.
En zo kijk ik nu ook naar het fietsen. Ik zit dus door de weken heen met verschillende taken op de fiets. De ene keer is het om fysiek fit te worden en wil ik echt afzien om mijn grens weer te verleggen. De andere keer is het mooi weer en wil ik naar buiten om mijn zinnen te verzetten. De keer daarop fiets ik samen met mijn vriendin om lekker bij te kletsen. Het zijn voor mij allemaal onderdelen van mijn echte doel: fietsplezier. En wat betekent dat fietsplezier dan voor mij? Het houdt in dat ik mij fit fiets, dat ik tochten tot 150 km zonder problemen verteer, dat wanneer er echt hard gereden wordt, dat ik kan volgen. Dat ik kan lachen op de fiets met vrienden en slap ouwehoeren wanneer ik daar zin in heb en dat het fietsen uiteindelijk bijdraagt aan mijn kwaliteit van leven en mijn totale geluk. Dat is mijn fietsplezier.
Wat is jouw route naar fietsplezier? #MyChallenge
Geniet ze!