Door: Christine Ros, World2Bike.nl.
,,Wie van jullie is al mountainbiker?’’ Spreekt Bjørn een gezelschap van vijftig man toe.
Waar de één duidelijk staat te popelen om op de fiets te springen, waant de ander zich in een cockpit vol abracadabra bij het kijken naar zijn stuur. Shifter? Lock-out? Remhendels? Help!
Iets wat we vaak zien als we een clinic geven tijdens een personeelsdag. Het mountainbike niveau varieert dan meestal van nul-komma-nul ervaring tot de diehard pedaalridder die het liefst alleen maar wil knallen. Natuurlijk is dat geen probleem, zolang we een schifting maken, want dan kan iedereen progressie boeken.
,,Nou? Steek je hand op als je minimaal één keer in de week fanatiek fietst en een stevig tempo durft te rijden.’’
Een stuk of tien handen schieten omhoog. Handen van typische fietsers, vind ik. Ze zijn goed voorbereid; hebben een zeembroek om de billen, eigen helmpjes mee, spd-schoenen aan en veelal een wielershirtje die getuigt van een eerdere prestatie.
,,Oké, jullie mogen met Christine mee.’’
Gekscherend gelach en vermakelijke blikken mijn kant uit zijn het resultaat van deze mededeling.
De mannen kijken duidelijk anders naar mij dan ik naar hen. Denken dat Bjørn een grapje maakt. Dat ze bij een grietje als ik niet aan hun trekken zullen komen. Ze zien namelijk geen typische mountainbiker, maar een typisch meisje-meisje met roze lippen en strak-in-de-lak nagels passend bij mijn frame.
Nou, ik kan je verklappen dat dit een typisch voorbeeld is van een misopvatting. Wel begrijpelijk hoor. Het is tenslotte erg moeilijk om te vertellen wie nou eigenlijk ‘dé mountainbiker’ is. Zelfs voor mij. Vanuit ons bedrijf World2Bike mag ik ze dan veelvuldig tegen komen, een éénduidig profiel oplepelen waar elke all terrain biker aan voldoet is me nog niet gelukt. Wat ik wel weet? Dat zo veelzijdig als het speelveld van de mountainbiker is, zo bont is de doelgroep berijders ervan.
Neem bijvoorbeeld de Hells Angels on wheels ánd peddles. Ofwel, mannen met baarden, wijde baggies en een strijdlustige glans in de ogen.
Of wat dacht je van de zogenaamde MAMIL’s (middle age man in lycra)? Zij overwinteren hun late wieler-carrière op dikke noppen banden zodat ze zonder verlies van conditie bij de eerste lentezon gesterkt hun racefiets kunnen bestijgen.
Dan zijn er nog de technische jongens die volgens mij al van de eierstok naar de baarmoeder zijn gefietst, verticale wheelies trekken en met een bunny hop door het bos crossen.
Niet te vergeten: de meisjes, zoals ik. Al dan niet met gelakte nagels en gekleurde lippen. En zelfs mijn dochter van vijf voelt zich mountainbiker als ik haar op een aanhangfiets in de bochten van een parcours druk.
Last but not least zou ook jíj een goede mountainbiker kunnen zijn. Er gemakshalve even vanuitgaande dat je geen lichamelijke bezwaren hebt (al heb ik ze ook met één been of één arm zien rijden, chapeau!).
Eigenlijk komt het er dus op neer dat deze sport voor iedereen is. All terrain, all people! Ongeacht je niveau.
,,Over dat niveau gesproken’’, begint één lefgozer in lycra als hij zich bij mijn groepje voegt. ,,We hadden eigenlijk willen knallen tijdens de clinic vandaag. Maar we zullen het tempo aan jou aanpassen.’’ Gevolgd door een zelfverzekerde MAMIL die zijn woorden verzacht met de opmerking dat het ‘met een groep als deze ook erg lastig is om de beste te zijn.’ – Ahum! –
Dat is toch ook helemaal niet interessant? Vraag ik me hardop af. Volgens mij gaat het er niet om dat je de beste bent, het gaat erom dat je beter bent dan gister. ,,En daar zal ik vandaag eens heel erg mijn best voor doen’’, knipoog ik de grootspraak terug voor ik me goedlachs in het zadel zetel, denkbeeldig mijn gordel vast maak, mijn gaspedaal onder de voeten neem en het startschot van deze uitdaging geef.
Anderhalf uur knallen we door het bos. Een stevig tempo, zoals de mannen mij verzochten. Af en toe wachten we om een paar van de pedaalridders op adem te laten komen, want ook dat hoort bij sport: sportief zijn. Elkaar motiveren, sparren en progressie boeken. Iets wat de mannen toch aardig lukt met mij, grinnik ik in mezelf.
Een QOMmetje, bekertje en handvol PR’en later zijn we terug op de plek waar ik voor de schifting ongelovige ogen trok. Hijgend komen de mountainbikers achter me tot stilstand. Ik lach trots op mezelf, zij lachen trots op het feit dat ze me aardig bij konden houden. En dan zien we het allemaal: Het maakt niet uit of je een man met baard en baggie bent, in lycra, of dat je skills hebt om jaloers op te zijn. Het is niet interessant voor een passende profielschets of je je lippenstift afstemt op je frame, of dat je op een aanhangfiets achter je moeder door de bossen crosst. Je bent een typische mountainbiker als je een mountainbiker wílt zijn. Eén die progressie boekt, beter probeert te rijden dan gisteren. Want op het moment dat je resultaat ziet wordt sport vaak één van de belangrijkste bijzaken van het leven, blijkt wel weer.
,,Zeg mountainbike-collega’’, zegt één van mijn groepje als hij op adem is. De biertjes lonken, de douche wacht, maar nee hoor. Hij wil revanche.