Als sporter wil je meestal alles in de aanloop naar jouw prestatie onder controle hebben. Een uitgestippeld trainingsprogramma dat je continu tegen het licht houd en analyseert door jouw hartslagmeter uit te lezen. Massages om het herstel van de trainingen te bevorderen, goede voeding en mogelijk wat suppletie van vitaminen. Alles wat je kan doen optimaliseer je. Ondertussen probeer je ook de materialen voor jouw wedstrijd uit. Dit is uiteraard afhankelijk per sport, maar de voorbereiding is essentieel. Welke omstandigheden kan je verwachten op de wedstrijdlocatie? Wat gaat het weer doen? Welke kleding moet ik gaan dragen? Wat als het warm is? Of dat het regent en waait? Of een combinatie. Je test jouw kleding, je probeert de materialen uit om maar zo veel mogelijk informatie te krijgen om straks wanneer jij mag starten met jouw race – jij de juiste keuzes kan maken. En wie weet, fiets, loop of schaats je ook nog wel een trainingsrace – de generale repetitie om alles nog eenmaal te testen om te weten of je er klaar voor bent.
De hierboven beschreven situatie is bij mij natuurlijk gevoed door mijn schaatsachtergrond. Waarbij ik denk dat er wel wat verschillen zijn tussen recreatie en de echte wedstrijd sport. Met name waar het gaat om het aantal te besteden uren aan training en herstel. Dit ligt bij de recreatiesporters toch anders. Het is allemaal wat minder extreem. Kijk ik naar mijn eigen uitdagingen vandaag de dag, dan ga ik nog steeds voor het maximaal haalbare, maar wel pas zodra het startschot heeft geklonken. In de voorbereiding probeer ik vooral slim te trainen, simpelweg omdat heel veel uren maken niet zo makkelijk meer haalbaar is en daarnaast heb ik daar ook geen zin meer in. Wat voor mij telt is de strijd met mijzelf. Hoe ver kan ik nog weer gaan? Wat kan ik fysiek en vooral, hoe kan ik mijn geest gebruiken om weer wat dieper te gaan of verder te komen? Het zijn meer mentale uitdagingen geworden dan fysieke.
Waarbij voor mij geldt dat ik vandaag de dag echt mijn eigen doel stel wat betreft de competitie. Ik weet wanneer ik tevreden kan zijn, of niet, dit los van wat andere deelnemers doen. Ik laat mij niet meer opfokken door wat anderen denken. Dat heb ik in het verleden te vaak gedaan. En dan nog steeds, naarmate het event dichterbij komt: twijfel.
Ben ik er klaar voor? Heb ik genoeg getraind? Dan spreek ik mijzelf weer toe: “kom – ik ben mentaal sterk – finishen doe ik toch wel”. Ga ik niet op een hoop? Kan ik mee met mijn vrienden? Blaas ik mij niet op? En meer van dat soort twijfels. Maar ook, red ik het fysiek? Maak ik niets kapot? Het zijn en blijven twijfels die er bij horen. En zo heb ik ze nu ook weer.
De grootste twijfel vandaag de dag – kan ik een lange duurinspanning aan met mijn rug? Wat als het niet goed gaat? Wat als 10 uur schaatsen of fietsen mijn rug zo zwaar belast dat ik weer 3 maanden moet herstellen? Het is voor een fanaat, inmiddels recreatieve sporter de vervelendste twijfel die er bestaat. Vele malen erger dan de twijfel of ik het conditioneel ga redden of niet. Of dat ik het mentaal zwaar krijg. Of ik voor of achterin het veld eindig. Het is een twijfel tussen ratio en emotie. Tussen willen en doen. Tussen slim en dom. Twijfel tussen nu en straks, korte termijn of lange termijn. Duurzaam of sportief.
Dat wordt mijn uitdaging – kan ik kiezen tussen mijn verstand en emotie? Wat wordt jouw uitdaging? #mychallenge.
Jochem Uytdehaage kiest voor FUTURUM. Jij ook?